VVIA-e-nieuwsbrief
2007, nr 2
Inhoud
van deze nieuwsbrief:
|
Deze e-nieuwsbrief
wordt gratis rondgezonden aan leden en
sympathisanten van de Vlaamse Vereniging voor
Industriële Archeologie vzw.
U kunt onze werking ook steunen door lid te worden
van de vereniging.
Alle
informatie daarover vindt U op onze
website
|
VIOE
"Vioe" is
de afkorting van het Vlaams
Instituut voor het Onroerend
Erfgoed - zeg maar
de wetenschappelijke en onderzoeksafdeling van
monumentenzorg waarin ook het oude Instituut voor het
Archeologisch Onderzoek in geïntegreerd werd. Als
wetenschappelijk instituut verricht het VIOE onderzoek naar
het onroerende erfgoed. Traditioneel worden de resultaten
van dat onderzoek in gedrukte vorm verspreid binnen het
vakgebied en naar een ruim publiek.
Deel één en twee van Relicta. Archeologie,
Monumenten- en Landschapsonderzoek in Vlaanderen is
inmiddels verschenen. Relicta is het nieuwe
wetenschappelijke tijdschrift van het Vlaams Instituut voor
het Onroerend Erfgoed (VIOE). Het is de opvolger van
Archeologie in Vlaanderen (AIV) waarvan acht delen
verschenen. Naast archeologische onderzoeksresultaten bevat
het nieuwe tijdschrift ook bijdragen over het bouwkundig en
landschappelijk erfgoed in Vlaanderen. In deze eerste twee
afleveringen staan nog geen bijdragen over industrieel
erfgoed, maar in het geplande nummer 3 zal een studie over
graanmaalderijen verschijnen.
Relicta is niet alleen een voortzetting van een lange
traditie van kwaliteitsvol wetenschappelijk publiceren, maar
ook een weerspiegeling van de grote diversiteit aan
erfgoedonderzoek, uitgevoerd door het VIOE én door
externe wetenschappers. Met deze nieuwe uitgave wordt dan
ook de rijkdom van het onroerend erfgoed in Vlaanderen eens
te meer in de kijker gezet.
VIOE besliste recent ook om zijn wetenschappelijke
publicaties toegankelijk te maken volgens het Open
Access-principe. Daarmee is het VIOE de eerste
erfgoedinstelling in Vlaanderen die haar
onderzoeksresultaten voor iedereen integraal, gratis en vrij
beschikbaar stelt. Zowel nationaal als internationaal wordt
het VIOE-archief op die manier zichtbaarder voor het publiek
en verhoogt de impact ervan op het wetenschappelijke
onderzoek. Vanuit Open Source-software ontwikkelde het VIOE
zelf de publiekssite. Vanaf nu kan de eindgebruiker via een
publiek toegankelijke website de publicatielijst raadplegen
en doorzoeken. Elke publicatie kan in pdf-formaat gedownload
worden, alle aanvullende informatie kan ook worden
geraadpleegd en afgedrukt.
In de toekomst zullen alle reguliere VIOE-publicaties online
beschikbaar zijn op http://oar.vioe.be.
Dat 'open archief' zal stelselmatig aangevuld worden met
oudere uitgaven van de voorlopers van het VIOE. Voorlopig
vind je er nog in hoofdzaak gewone (sic) archeologische
studies en rapporten, maar men verzekert ons dat in de
toekomst het industrieel erfgoed ook terdege aan bod zal
komen. Wij wachten met ongeduld.
Tenslotte ook nog even vermelden dat VIOE over een
belangrijke bibliotheek inzake monumenten en landschappen
beschikt, waar belangstellenden onderzoek kunnen verrichten.
Deze bevat ook heelwat rapporten en verslagen waarvan maar
een beperkt aantal exemplaren bestaan. De
inventaris van deze
bibliotheek is
online
te consulteren.
Fusietraject
VCV - Vlaams Centrum van Volkscultuur
Naar aanleiding
van ons bericht over het samenvoegen van beide instellingen
in vorig nummer van onze elektronische nieuwsbrief,
ontvingen wij de hiernavolgende commentaar van Prof. Marc
Jacobs, die wij graag in extenso publiceren:
- Het lijkt me een
behoorlijk tendentieuze voorstelling van het fusietraject
van de cultureel-erfgoedsteunpunten in uw
bericht.
- We zouden ook
pittig of bijzonder revelerend commentaar over meer dan
dertig jaar schrijnende niet-samenwerking in het IA
of IE veld kunnen geven, maar we zijn wijs genoeg om dit
toch maar niet publiekelijk te doen: we hebben van
VVIA op dat vlak helemaal geen lessen te
ontvangen.
- We nemen akte van
jullie duiding. Bedankt in elk geval voor jullie
suggestie! En uiteraard steeds bereid tot samenwerking,
zo zijn we, steeds hulpvaardig en
positief.
- Doe zo voort, maar
leer het zoeken van conflicten met uw objectieve
bondgenoten af, zou ik durven suggeren, we zijn allemaal
erfgoedwerkers die voor dezelfde idealen
opkomen.
- Vriendelijke
groeten
- prof. dr. Marc
Jacobs
- VCV
Voor de petite histoire
kunnen we misschien vermelden dat we de laatste zin van ons
bericht, nl. "Hiermee wordt een volgende stap gezet naar
de pyramidale structuur voor de erfgoedsector, gedacht door
en ten dienste van minister en overheid." letterlijk
optekenden uit de mond van een medewerker/ster van
één van beide samengevoegde instellingen na
afloop van een vergadering.
Het is ook een indruk die niet alleen bij VVIA of bij deze
medewerker/ster leeft, maar ook bij tal van andere
organisaties uit het werkveld.
Wij willen de persoon die deze commentaar leverde binnen
zijn organisatie niet in discrediet brengen, noch tegenover
zijn overheden. Wij zullen de naam dan ook niet prijsgeven.
De uitspraak werd in volle vertrouwen tegenover een aantal
aanwezigen gedaan, maar kan (en dat willen wij gerust
aanvaarden) misschien ook als een lapsus beschouwd
worden.
Het eerste gedeelte van het bericht - met uitzondering van
"(cit. en sic)" is letterlijk afkomstig van het door
de Vlaamse overheid verspreide persmededeling.
De inhoud (al dan niet offensieve en/of tendentieuze
passages) van de reactie van Prof. dr. Marc Jacobs laten wij
volledig voor zijn rekening en aan de appreciatie van onze
lezers. Wij dachten wel dat overheids-steunpunten zich boven
dit soort discussies zouden moeten stellen.
VVIA wil zich verder ongebonden en
kritisch-opbouwend inzetten ten voordele van
alle vrijwilligers en organisaties die in Vlaanderen
het industrieel en technisch erfgoed verdedigen. We
doen dit bijna dertig jaar, en zijn daarmee
één van de oudste verenigingen voor
industriële archeologie in Europa.
Dat onze kritische houding niet altijd in dank afgenomen
wordt en werd moeten wij er dan maar bij nemen.
Jammer dat kritische noten al te zelden aanvaard worden.
These + antithese zijn immers nodig om naar een synthese te
kunnen evolueren. Zonder antithese is geen evolutie mogelijk
en verzandt men in verstarring.
Met objectieve bondgenoten willen wij steeds samenwerken,
opbouwend discussiëren, informatie uitwisselen op
wederzijdse basis, zelfs bakeleien over mekaars thesissen en
antithesissen. Discussie gaat VVIA niet uit de weg,
integendeel.
Wij steken alvast de hand uit, net zoals in alle voorbije
jaren.
Nieuwe
directeur voor Culturele Biografie Vlaanderen
Enkele maanden
geleden nam Jan Cools plots ontslag als directeur van de
Culturele
Biografie Vlaanderen,
en werd zijn functie voorlopig waargenomen door
één van zijn medewerkers, Leon Smets -
specialist in behoud en beheer van erfgoed.
Bij het ter perse gaan van deze elektronische nieuwsbrief
vernemen wij dat men voor de leiding van dit steunpunt
iemand van buiten het erfgoedwereldje aantrok, en dat Bert
Schreurs als nieuwe directeur aangesteld werd.
Bert Schreurs (°1964, Genk) werd enige tijd geleden nog
in Vacature geportretteerd als cultuurmanager.
Hij is musicoloog en was tot januari 2007 artistiek
directeur van het KlaraFestival van Vlaanderen en het
Festival van Vlaanderen. Schreurs werd in 2002 aangezocht om
een nieuwe koers uit te zetten voor de afdelingen Brussel en
Gent van het Festival, waar hij einde oktober vorig jaar
samen met een aantal andere medewerkers opstapte)
. Daarvoor was hij werkzaam als algemeen manager van het
klassieke muziekensemble Anima Eterna en als programmator
bij o.m. Brussel 2000.
Einde vorig jaar was hij lid van het Kwaliteitscomité
van de Week van de Smaak
2006. Hij was ook
lid van de
beoordelingscommissie
muziek en staat
nog vermeld als lid van de raad van bestuur van
musica.be
in Neerpelt.
Het communiqué waarin de aanstelling meegedeeld werd
stelt verder:
"Bert Schreurs treedt aan in een voor het erfgoedveld
cruciale periode. Eind december 2006 besliste Vlaams
minister van Cultuur Bert Anciaux om tegen 1 januari 2008 de
beide erfgoedsteunpunten Culturele Biografie Vlaanderen vzw
en het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw te
fusioneren, een operatie waarbij de expertise van Bert
Schreurs uitstekend van pas zal komen. Dit fusietraject komt
er naar aanleiding van het nieuwe Erfgoeddecreet, dat in
2008 zal worden geïmplementeerd."
Meer
hierover op de
website van C.B.V.
We wensen de nieuwe directeur alvast welkom in erfgoedland,
en hopen op vlotte samenwerking en goede
contacten.
Vlaams
Parlement
In de eerste jaren
van het Vlaams Parlement (toen nog de 'Cultuurraad der
Nederlandse Cultuurgemeenschap', later 'Vlaamse Raad') werd
door een hele reeks parlementsleden steeds een groot aantal
vragen gesteld over erfgoedzorg, monumentenzorg, musea,
archieven... De voorbije jaren is de aandacht van de
parlementsleden voor deze onderwerpen sterk afgenomen, en
slechts af en toe wordt één van onze Vlaamse
ministers nog aan de tand gevoeld.
De uitbreiding van de Vlaamse bevoegdheden zal daar wel niet
vreemd aan zijn, maar het zuiver kwantitatief afnemen van de
parlementaire tussenkomsten wijst ook op een afnemende
belangstelling van onze volksvertegenwoordigers voor deze
materies.
Zopas werd door het Cd&V parlementslid Hilde Crevits
een
vraag gesteld aan Minister Van
Mechelen over
diens Thematisch-typologisch beschermingsbeleid. De
volledige tekst van de vraag én het antwoord kunt U
downloaden via de link.
UIt het antwoord van de minister leren we dat het
geografisch beschermingsbeleid grotendeels stilgelegd werd,
ten voordele van een thematische aanpak - maar dat ad hoc
beschermingen in uitzonderlijke gevallen wel nog mogelijk
blijven. De minister stelt o.m.:
Inzake de uitvoering van het thematische
beschermingsbeleid heeft mijn administratie ondertussen een
eerste planning opgemaakt voor de periode 2007-2009. Deze
planning vermeldt al enkele grote themas als
relicten uit de Eerste Wereldoorlog,
universitair patrimonium, jonge
bouwkunst, houtbouw, religieus
patrimonium in neostijlen, gemeentehuizen,
middeleeuwse donjons, woontorens, burchten en
stenen, kasteeldomeinen, lokaal
gebonden industriële nijverheid en
vakantiehomes. Sommige van deze themas
zijn erg ruim, en zullen uiteraard niet volledig kunnen
worden behandeld op een termijn van twee jaar. De planning
voorziet daarom in het gecoördineerd opsplitsen van de
grote themas in kleinere deelthemas, waarvan er
sommige op korte, andere op langere termijn worden
behandeld. Het thema lokaal gebonden industriële
nijverheid zal bijvoorbeeld onder meer de
deelthemas diamantslijperijen en
hoperfgoed omvatten, het thema jonge
bouwkunst het deelthema eigen woningen van
architecten,
Mijn administratie breidt het
voorliggende planningsvoorstel daarom uit tot een
langetermijnplan. Dit plan zal dynamisch worden opgevat,
zodat het regelmatig kan worden bijgestuurd en
aangevuld.
Inzake de samenwerking met partners zijn er al verschillende
uiteenlopende initiatieven genomen. De gemeentelijke
overheden van Antwerpen, Mechelen, Denderleeuw, Oosterzele
en Merelbeke worden actief betrokken bij het actualiseren
van de bestaande bouwkundige inventarissen met betrekking
tot hun grondgebied. Het thema middeleeuwse
stenen, deel van het grotere themadossier
middeleeuwse donjons, woontorens, burchten en
stenen, wordt uitgewerkt in nauwe samenwerking met de
dienst stadsarcheologie van de stad Gent. In samenwerking
met de provincie West-Vlaanderen werd een inventaris
opgemaakt van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de
Westhoek, dat de basis zal vormen van een deelthemadossier
omtrent relicten uit de Eerste Wereldoorlog. De
Belgian Aviation History Association (BAHA) levert gegevens
aan omtrent het bouwkundig erfgoed met betrekking tot de
geschiedenis van de luchtvaart, wat de aanzet kan vormen
voor een nieuw themadossier. In het kader van een
themadossier eigen woningen van architecten
wordt samengewerkt met de verschillende Vlaamse
universiteiten en hogescholen. De onderzoeksagenda
(ondertussen herdoopt tot onderzoeksbalans) die
wordt ontwikkeld door het Vlaams Instituut voor het
Onroerend Erfgoed (VIOE), zal toelaten om in de toekomst
structureler in te spelen op lopende
onderzoeksprojecten.
Opening
fietsroute over vlas
De eerste
thematocht op het fietsnetwerk Leiestreek, onderdeel van het
West-Vlaamse
fietsnetwerk, is
een feit. De vlastocht werd ingereden op 20 april op de
vooravond van het erfgoedweekend. De tocht vertelt het
verhaal van de noeste vlasarbeider en de nobele vlasbazen en
brengt ook nog de actuele vlasnijverheid in beeld. De tocht
over 40 km start aan het Streekbezoekerscentrum in Kortrijk
en gaat over Bissegem en Heule richting Gullegem en
Wevelgem, waar in het straatbeeld nog heel wat relicten van
het vlasgebeuren te zien zijn.
Afgraving
en grondwaterzuivering Carcoke Zeebrugge
Op 5 april startte
een nieuwe fase van de sanering van de Carcoke-site
in Zeebrugge. Na
de ontmanteling en afbraak van de fabriek van 2004 tot 2006,
startte de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM)
op die dag met de eerste voorbereidingen tot het eigenlijke
ontgraven van de site.
Nog tot juni 2007 zullen de laatste restanten van de
afbraakwerken worden afgevoerd. Vanaf juni start de sanering
van de twee illegale teerstortplaatsen en de zuivering van
het eveneens zwaar verontreinigde Zijdelings Vaartje
dat door het terrein loopt. Vanaf augustus start het
uitgraven van de met oplosmiddelen verontreinigde grond en
het plaatsen van een waterzuivering. Het einde van deze fase
wordt voorzien tegen mei 2008. De waterzuivering zal nog
jaren actief blijven, zonder dat dit echter nog het gebruik
van het terrein zal belemmeren.
Enkele resultaten van de voorafgegane sloop: in de periode
van 2004 tot 2006 werd 3000 ton gevaarlijk afval en 2500 ton
niet-gevaarlijk afval afgevoerd naar verbranding. 50.000 Ton
gebroken puin is na reiniging heraangewend in de
bouwsectoren, 15000 ton gewassen puin zal heraangewend
worden op het terrein in het kader van de
saneringswerken.
Sinds de start van dit saneringsdossier in 1996 en de eerste
voorstellen van aanpak voor de sanering is er heel wat
geëvolueerd op vlak van saneringstechnieken: de OVAM
bekijkt of de inzet daarvan de sanering kan helpen
optimaliseren. Ook met de nabestemming van het terrein zal
worden rekening gehouden bij de uitvoering van de
sanering.
De zwaarst verontreinigde locaties op het bedrijfsterrein
waar de OVAM nu gestart is, zijn ontegensprekelijk de
locatie waar de zeer brandgevaarlijke ijzeren gaswassers
zich bevonden en de 2 illegale stortplaatsen van Carcoke
zelf. Op de eerste locatie zitten zeer veel oplosmiddelen in
de bodem ( benzeen- tolueen-
). Op de beide
stortplaatsen zit er teer gemengd met het kwik.
Na de ontgraving van deze locaties zal een rechthoekige
vijver ontstaan waar de OVAM een blijvende
waterzuivering zal bouwen. Onder de site bevindt zich
namelijk een gigantische bel verontreinigd grondwater.
Daarin verzamelt zich het vervuilde grondwater dat als
gevolg van de afgraving bovenkomt. Op termijn zal hier een
grofmazig net van wateronttrekkingsputten geïnstalleerd
worden, gekoppeld aan de waterzuivering. De zuivering van
het grondwater op de site zal meerdere jaren in beslag
nemen.
Naast werken op de site heeft de OVAM de aannemer opdracht
gegeven om het Zijdelingse Vaartje dat het terrein
doorkruist proper te maken. In het slib ter hoogte van de
fabriek is immers teer en andere producten afkomstig van
Carcoke aangetroffen.
Het huidige saneringsplan van de site Carcoke hield nog geen
rekening met de daadwerkelijke bestemming van de site binnen
de haven maar enkel met een gebruik als industriegebied. Dit
is in de huidige Europese en Vlaamse milieubeleidcontext een
achterhaald model dat bovendien geen optimaal gebruik maakt
van middelen. Steeds meer worden bodemsaneringen afgestemd
op de bestemming en functioneelgebruik van het terrein om zo
ook een meerwaarde te creëren.
Parallel met deze saneringsfase heeft de OVAM daarom een
aanvullende studieopdracht gegeven om na te gaan of en hoe
de uitgestippelde initiële saneringsmaatregelen beter
kunnen afgestemd worden op recent ontwikkelde
bodemsaneringtechnieken en ook op de nabestemming.
Daarbij wordt o.m. geëvalueerd of bv. het isoleren van
bepaalde van de verontreinigingen dezelfde garanties kan
bieden ten opzichte van het volledig afgraven van de site.
Bij deze beoordeling van technieken en aanpakken spreekt het
voor zich dat eventuele restrisicos van de resterende
bodemvervuiling niet groter mag zijn dan deze die er ook
zouden zijn geweest ingeval de huidige variante van de
bodemsanering zou zijn uitgevoerd.
De totale kost van deze nieuwe fase bedraagt 7,2 miljoen
EURO - bovenop de vroegere bedragen.
Stoomstroopfabriek
Borgloon wint eerste monumentenstrijd
Wij hadden in
vorige nummers van deze elektronische nieuwsbrief heel wat
inhoudelijke en andere bemerkingen op de Monumentenstrijd
die vorig jaar door Vlaanderen stormde, en waardoor iedereen
overspoeld werd door een tsunami van folders, e-mails,
promotiematerialen - tot en met telefooncampagnes, om
hem/haar aan te zetten voor zus of zulks monument te
stemmen. De kijkcijfers lopen naargelang de bron, sterk
uiteen. VRT zelf spreekt over een half miljoen, Humo houdt
het bij de 170.000, een cijfer van Jan Neckers.
Wat de resultaten van het mediagebeuren zullen zijn moet nog
op termijn blijken. Het beschermingsritme ging intussen in
elk geval niet naar omhoog, aan de pijnpunten van de
erfgoedsector is nog weinig veranderd. Je hoort steeds meer
suggesties voor het "deklasseren" van monumenten, het
opheffen van beschermingen.
Maar ondanks onze kritische houding zijn we gelukkig dat een
industrieel monument het haalde: een ferme PROFICIAT voor de
stoomstroopstokerij van Borgloon.
De stoomstroopfabriek
haalde het van de twee gedoodverfde favorieten: Cinema Plaza
in Duffel en de Boekentoren in Gent. Het begijnhof van
Diksmuide en de drie Gallo-Romeinse tumuli in Tienen
strandden op vierde en vijfde plaats.
Dit werd niet overal in dank aanvaard. Er werd naderhand
druk over gediscussieerd, o.m. op Archeonet
en op het forum Visionair
België van
Johan Sanctorum. Slangen
& Partners
bespraken het fenomeen en koppelden het aan regiomarketing.
Op zijn blog bij Knack ging architectuurcriticus en
publicist Marc
Dubois keihard te
keer tegen de stoomstroopfabriek. "Hoe is het mogelijk
dat een architectonisch compleet oninteressant fabriek het
haalde tegen het topmonument met Europese uitstraling, de
Gentse Boekentoren of het Begijnhof van Diksmuide? Was er
meer aan de hand dan het Limburggevoel ?"
Een boeiende discussie is hiermee gestart: over erfgoed
en niet-erfgoed, over erfgoed en cultuur, over cultuur met
grote C en cultuur met kleine c... Over her Erfgoed van de
Kleine Man en het erfgoed van de grote man.
In het zopas verschenen nummer van het tijdschrift
'Limburgs
Erfgoed' verscheen
een boeiend artikel dat een aantal puntjes op de "i" zet, en
dat ook de uitdagingen voor de toekomst van de
Stoomstroopfabriek goed definieert.
Met dank nemen we het hierbij over:
Stoomstroopfabriek Borgloon wint eerste
monumentenstrijd
De eerste editie van de Vlaamse Monumentenstrijd
- een format van het BBC2-programma 'Restoration' - werd
gewonnen door het Haspengouwse "underdog"-monument. De
VRT-uitzendingen confronteerden een breed publiek met de
diversiteit, betekenis en maatschappelijke relevantie van de
getoonde monumenten. In zijn 'grondbeginselen voor
instandhouding' stelt de organisatie 'English Heritage' dat
het 'begrijpen' van de betekenis van wat waardevol is in
onze historisch gegroeide omgeving essentieel is voor het
bewaren van erfgoed. Zij stellen in hun erfgoedcyclus: (1)
door het begrijpen van de historische omgeving zullen de
mensen har waarderen; (2) door de waardering zullen ze zorg
ervoor dragen; (3) door zorg ervoor te dragen, helpen ze
mensen om ervan te kunnen genieten; (4) door ervan te
genieten, ontstaat de interesse en behoefte om ze te willen
begrijpen. In de Duitse taal heet "monument" niet toevallig
"Denk(-)mal".
De stoomstroopfabriek heeft inderdaad weinig of geen
architecturale of kunsthistorische waarde. De
cultuurhistorische waarde ervan voor de regio is omgekeerd
evenredig ! Het is de laatste vrij intact bewaard gebleven
getuigenis van industriële fruitverwerking van de
belangrijkste fruitregio van het land.
Deze fruitproductie kent vanaf 1850 een explosieve
ontwikkeling. Telde de huidige fusiegemeente Borgloon tussen
1830 en 1940 niet minder dan 120 ambachtelijke
"loonstroopstokerijtjes", dan ontstaan er vanaf 1878 langs
de nieuwe fruitspoorlijn Neerlinter-Tongeren en de
bietentramlijn Borgloon-Oreye (1899) een aantal
industriële stoomstroopfabrieken waarvan in Borgloon
alleen een zestal. Haspengouws fruit werd in die dagen een
belangrijk exportproduct naar de traditionele
industriële regio's in Engeland, Duitsland en
Wallonië. Andere stroopfabrieken waren er o.m. in
Gingelom, Sint-Truiden, Tongeren en één in
Bree.
Qua tewerkstelling haalden ze nooit het niveau van de
suikerfabrieken omdat het om een seizoengebonden nijverheid
ging. Tijdens de piekmomenten werkten in de stroopstokeij
Wijnants een vijftigtal seizoenarbeiders. De
industriële stroopstokerijen waren de exponent van de
tweede agro-industrialisatiegolf van Haspengouw (vanaf 1880)
die voorafgegaan werd door de suikerfabrieken (vanaf 1830)
tengevolge van Napoleons maatregelen voor de
suikerbietenteelt.
Mits de noodzakelijke toelichting vormt de fabriek een
overzichtelijk geheel van relicten en sporen van een
fasegewijze uitbreiding en technische innovaties van het
bedrijf in de periodes 1879-1928 en 1947-1974.
Een ander onderbelicht gegeven is dat de
vzw
Fruitstreekmuseum
[link aangebracht door redactie] met de steun
van een 10-tal Haspengouwse gemeenten al enkele decennia
haar bevolking sensibiliseert rond de niet onbelangrijke
fruitroots van deze regio en het bijhorende erfgoed. De
fabriekssite is een onderdeel van een netwerk van andere
historische fruitsites in de streek zoals relicten van
hoogstamboomgaarden, fructuaria (levende museumboomgaarden
van typische streekvariëteiten), veilingen,
fruitverpakkingsbedrijfjes en het Fruitstreekmuseum zelf te
Kolen-Kerniel. Dit laatste groeide vanuit een informerende
en wervende rondreizende koffertentoonstelling in alle
fruitstreekgemeenten. Zo is er, naast de stoomstroopfabriek
ook nog een klein privaat museum over de huisstroopstokerij
te Rijkhoven-Bilzen en de ambachtelijk werkende
loonstroopstokerij
van Vrolingen
[link aangebracht door redactie] bewaard
gebleven.
In de zomer van 2006 werd door de
Queeste het
theaterstuk
'Stroop'
[links aangebracht door redactie] gespeeld,
gebaseerd op mondelinge interviews bij werkgevers en
werknemers van de stroopfabriek.
De maatschappelijke waarde van deze fabriekssite voor de
huidige bewoners en bezoekers van de Haspengouwse
fruitstreek zal afhankelijk zijn van o.a. een kwalitatieve
en inhoudelijke herwaardering ervan. Bijzonder belang moet
daarbij gehecht worden aan het private
familiebedrijfsarchief en mondelinge interviews bij de
rechtstreeks betrokkenen.
De grote mediabelangstelling voor de wedstrijd maakt de
herbestemming er niet makkelijker op. Dezelfde media,
organisatoren en betrokken ministerie kijken nauwlettend toe
op de vooruitgang van de resultaten bij de evaluatie van de
wedstrijd. De kracht van de site zal alleen maar toenemen
als zij zich als een bezoekerscentrum voor de fruitstreek
associeert met de andere historische relicten van fruit en
fruitverwerking in de regio."
Tot zover.
Wij konden het niet beter zeggen.
Restauratie
Luchtvaarthal van de Eeuwfeestpaleizen in het
vooruitzicht.
Iedereen kent de
indrukwekkende metalen hallen die zich in het
Jubelpark
achter de Halfeeuwfeestpaleizen (de "Cinquantenaire") in
Brussel liggen - aan één zijde ingenomen door
Autoworld, aan de andere kant door het luchtvaartmuseum, een
onderdeel van het Koninklijk
Museum van het Leger en de
Krijgsgeschiedenis.
In 1970, toen de afdeling Lucht- en Ruimtevaart van
dit museum het licht zag werd de toen sedert jaren
verwaarloosde ijzeren hall een eerste keer oppervlakig
gerenoveerd. Nadien werden nog talloze herstellingen aan het
dak en andere kleine ingrepen uitgevoerd. De Grote Hall
bleef echter meer een loods dan een modern luchtvaartmuseum.
De verf bladderde af, vogels bleven binnendringen via
gebroken ruiten, en de winterse kou joeg zelfs de meest
geharde bezoekers op de vlucht.
Na herhaald aandringen vanwege de museumleiding werden zopas
in principe belangrijke renovatiewerken goedgekeurd door de
Federale Overheid. De eerste praktische werkvergaderingen
(met o.m. de FOV Regie der Gebouwen, eigenaar van de hall)
en het museum vonden plaats en het voorbereidingswrek is
volop aan de gang. Het is duidelijk dat het een complexe en
vooral dure operatie wordt, waarin ook de Brusselse
Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen een
hartig woordje zal meespreken. Vermoedelijk zullen de eerste
budgetten in 2008 vrijgemaakt worden en kan dan ook met de
eerste werken gestart worden.
Het legermuseum maakt zich langzaam op om alle vliegtuigen
te ontmantelen en over te brengen naar hun depot in
Vissenaken.De afdeling zal dan voor een geschatte duur van
vier jaar gesloten zijn. Bij de nieuwinrichting zal de
nadruk liggen op vliegtuigen gemaakt en gebruikt door
België. Na de herstelling wordt in een aantal kringen
gevreesd dat een aantal buitenlandse
vliegtuigen dus niet meer te zien zullen
zijn. In ieder
geval is de renovatie van de luchtvaarthall een
essentiële stap in de verdere en noodzakelijke
modernisering van het legermuseum.
Vorst-Laakdal
: Beschermde houtzagerij dreigt in te storten
Het verhaal van de
beschermde houtzagerij Beyens in het Kempense Vorst-Laakdal
is een oud zeer.
Vanaf het midden van de jaren 1980 werden stappen ondernomen
om het complex te laten beschermen als monument, waarbij een
deel van de eigenaars (de zagerij was een NV) bescherming en
behoud genegen bleken, een ander deel er heftig
tegenstanders van waren. De stoomzagerij bevatte nog de
volledige uitrusting, met inbegrip van een interessante
stoommachine (De Nobele, Nolet en Bracq, 1902 - tweedehands
aangekocht in 1932.
In 1986 stelde een deskundig architect een
plaatsbeschrijving en een diagnosenota op t.b.v. een
beschermingsaanvraag. Tijdens deze aanloop van het verhaal
werd o.m. de VVIA op een bepaald ogenblik door de toenmalige
burgemeester om advies gevraagd en vonden er een reeks
plaatsbezoeken en besprekingen plaats waar VVIA bij aanwezig
was.
Bij MB van 10/06/1992 werd de zagerij opgenomen op een
ontwerp van lijst. De bedrijfseigenaar diende echter (eerder
onverwacht) bezwaar in verzocht de houtzagerij te schrappen
van die lijst. De houtzagerij (KMO-zone) lag immers temidden
van een verkaveling die zich uitbreidde, indien de gronden
een functiewijziging ondergingen (bouwzone) dan zat er een
mooi prijskaartje aan vast. Het schepencollege van Laakdal
ging akkoord met het bezwaar en adviseerde het voorontwerp
ongunstig. Toch werd de zagerij als monument beschermd bij
MB van 16/07/1993. De eigenaar vroeg daarom nadien
herhaaldelijk de opheffing van de bescherming aan, of
eventuele aankoop van het beschermde gedeelte door de
overheid
In brede middens bestond eensgezindheid over het belang van
de site, en langs alle kanten werd belanstelling getoond.
Studenten van het St.-Lucas-architectuurinstituut maakten
tweemaal een studie over de site en formuleerden
herbestemmingsvoorstellen in 1996 en 1997-98. In deze
periode betaalde ook de Koning Boudewijnstichting voor een
herbestemmingsstudie, die door een architectenbureau
afgeleverd werd.
Op 19 januari 1996 schreef de toen voor monumentenzorg
bevoegde Vlaamse Minister, Luc Martens, aan de
eigenaars:
Na onderzoek door mijn bevoegde diensten kan ik U
melden dat ik niet wens over te gaan tot de schrapping van
de bescherming van de oude stoomzagerij te Laakdal. De
betreffende houtzagerij bezit immers een onmiskenbaar grote
industrieel-archeologische waarde. Het gaat om het enige nog
overblijvende voorbeeld van een stoomzagerij in Vlaanderen.
Praktisch alle werktuigen zijn in hun oorspronkelijk logisch
verband aanwezig en dateren van voor W.O.I en vooral van het
interbellum Dit standpunt van de Vlaamse Overheid
is sedertdien niet gvewijzigd.
De brief ging verder: "Momenteel verkeert dit patrimonium
evenwel in ernstig verval. Niettemin bezit de site een hoge
toekomstwaarde zowel op het vlak van het industrieel erfgoed
als op het vlak van culturele animatie, educatie en
toerisme.
Graag ben ik bereid om een overleg op gang te brengen
betreffende de restauratie en de herbestemming van dit uniek
erfgoed. Ik nodig U daartoe uit op mijn kabinet op 5
februari 1996 te 15 uur. [...] Ik verwacht
van iedere genodigde een inbreng en een visie op de toekomst
van dit monument" . Alhoewel de vergadering in een
positieve sfeer verliep, kende ze geen resultaat.
Maar er bleef een odium op de site rusten. De plannen van
architectenbureaus bleken niet aangepast aan de draagkracht
van de site en aan de mogelijkheden van het gemeentebestuur.
Er bleef steeds druk vanuit de immobiliënsector om de
terreinen te kunnen valoriseren, ook familiale en politieke
tegenstellingen kwamen regelmatig bovendrijven. In 1996 en
1997 hielden ook zowel de Stichting Vlaams Erfgoed
(voorloper van 'Erfgoed Vlaanderen') en de Dienst Werken en
Infrastructuur van het Provinciebestuur Antwerpen zich met
de site bezig, en leverden ze rapporten af. Op dat ogenblik
bleek binnen de Provincie een soort bereidheid te bestaan om
de site aan te kopen en nadien in het kader van toeristische
ontwikkelingen in beheer te geven van de gemeente
(vergadering in situ op 09.12.1997) - maar dat plan ging
niet door als gevolg van "politieke weerstand".
In 1997 werd even een idee gelanceerd om bij de site een
museum voor het dagelijks leven te ontwikkelen (met in de
buurt bestaande museale collecties), in 1998 werd in een
aantal middens gedacht aan een 'Centrum voor Houtcultuur' en
werd een scenario voorgesteld waarbij het gemeentebestuur
het 'historische' deel van het terrein zou verwerven
(geschat op 2 miljoen BEF, 50.000 euro) en dat men de rest
van het terrein zou laten verkavelen (geschatte waarde: 6
miljoen BEF, 150.000 euro). Uiteindelijk kocht het vorige
gemeentebestuur het beschermde gebouw eind 2001 om er een
andere bestemming aan te geven. Opmerkelijk, maar het
verwierf niet de eerste bakstenen travee waarin zich de
oven, het waterreservoir, de schouw en de droogkamers voor
hout bevinden.
Ondertussen, een lustrum later, is er nog steeds niets aan
de zagerij gebeurd.
Nu vernemen we via
het Nieuwsblad en
via Gazet
van Antwerpen dat
het gemeentebestuur het dossier rond de beschermde
houtzagerij wil opbergen. ,,De zagerij staat op instorten
en we willen ze laten deklasseren en er een verkaveling
realiseren'', zegt cultuurminnende schepen Frank Sels
(SP.A-Spirit). "Twee weken geleden is er zelfs nog een
deel van de zagerij ingestort. We kunnen niet langer de
veiligheid van buurtbewoners of voorbijgangers garanderen.
Daarom willen we zo snel mogelijk de deklassering aanvragen
bij Monumenten en Landschappen.''
"De optie om er een bibliotheek en een locatie met een
culturele en toeristische functie van te maken hebben we
definitief opgeborgen'', zegt hij nog. "De gehoopte
subsidies werden niet verkregen en het project kostte de
gemeente te veel geld. Zelfs zo veel geld dat we nu nog naar
een oplossing zoeken om de kosten van de
architect
en het studiebureau
te betalen.'' [link door redactie]
De gemeente hoopt op de plaats van de zagerij een mooie
verkaveling te realiseren. En daarmee zijn we terug
naar af, de discussie van twintig jaar geleden...
Eigenaardig toch, op de website van de VVV
Toerisme Laakdal
wordt de houtzagerij nog steeds als een van de belangrijke
bezienswaardigheden van de gemeente beschreven... En in het
nog steeds geldend Gemeentelijk
Cultuurbeleidsplan
heet het op p. 17 In het industrieel-archeologisch
erfgoed, de stoomhoutzagerij in Vorst-Meerlaar, wordt een
bezoekersruimte, een klein museum, een bureel, een
cafetaria, 4 vergaderzalen en een belevingsproject rond hout
met afmetingen: 16 x 28,5 m ingericht in periode
2004-2007.
en op p. 31-32:
"5.4.4 Industrieel-archeologische site wordt
cultuurcentrum.
In Vorst-Meerlaar bevindt zich een vrij uniek,
overzichtelijke en volledig intact bewaard voorbeeld van een
houtzagerij. De werktuigen werden aangedreven door een
stoommachine die bovendien voor de elektriciteitsvoorziening
van het ganse gebouw zorgde. De daken vingen het hemelwater
op en de houtsnippers en zagemeel werden verbrand in een
oven om de stoommachine in de gang te houden. Het aanwezige
materieel is van Belgisch fabrikaat en illustreert de
nationale technologische
ontwikkelingen op dit vlak in die tijd. Ontwerper Erfgoed
& Visie ontwikkelde een herbestemmingsproject voor de
restauratie van het gebouwencomplex. De Dienst
Monumenten & Landschappen verleent haar medewerking aan
dit restauratieproject. Dat zal op de eerste plaats dienen
als bibliotheek en een ontmoetingsplaats voor de buurt en
het verenigingsleven, een revalorisatie van het erfgoed met
een museaal bezoekerscentrum en een uitvalsbasis voor
toeristische streekverkenning, vooral in het kader van het
domein Bossen van de Merode. De restauratie van het gebouw
en het machinepark zal in verscheidene fasen verlopen tot
2008"
- Wie verontwaardigd is
over deze gang van zaken kan steeds een briefje
schrijven aan het College van Burgemeester en Schepenen
van de gemeente
Laakdal,
Administratief Centrum, Kerkstraat 21, 2430 Laakdal, tel.
013/670110, fax. 013/672589
- Graag met kopie aan
Minister Van Mechelen, Vlaams Minister bevoegd voor
monumentenzorg, Phoenixgebouw - Koning Albert II-laan 19
bus 12, 1210 Brussel
Goederenstation
Antwerpen DS bedreigd
Afbraak dreigt
voor het monumentale
goederenstation
Antwerpen-DS
('Dokken en Stapelplaatsen'). De loods is al afgebroken (het
dak was in slechte staat, maar de beeldbepalende zijmuur had
gerust kunnen blijven bestaan); het voorgebouw staat er
echter nog (alhoewel vierkant open, toegankelijk voor
vandalen...) en zou moeten verdwijnen om... er een fietsbrug
aan te leggen voor de Hogeschool Antwerpen - een hogeschool
die pretendeert om een opleiding 'Master in de Monumenten-
en Landschapszorg' aan te bieden, maar blijkbaar heorie en
praktijk netjes gescheiden houdt. De hogeschool organjiseert
zelfs een ludiek 'sloopfeest'. Ook de bevoegde Antwerpse
schepen, Nico Van Campenhout, vindt het nodig om de
aankomende sloping toe te juichen.
Een aantal scherpe bedenkingen en opmerkingen vindt men op
de blog 'Problemen.be'
- met een reeks links naar andere artikels en een filmpje
van de lokale TV. Op dezelfde blog ook een belangrijke
visietekst
Een fotoreportage
van het gebouw
vind je op Flickr.
Het is wellicht nog de moeite om hierover de stem te
verheffen, wellicht een stem des roependen in de woestijn,
maar een krachtig protest is wel verantwoord! Het gebouw is
structureel nog in goede staat en kan perfect hergebruikt
worden.
26.360
euro voor VCM ???
Tot onze overgrote
verbazing lazen we in West Info, het nieuwsbulletin van de
provincie West-Vlaanderen dat deze opnieuw lid werd "voor
een bedrag van 26.360 euro van VCM vzw." En ook dat
"De Provincie is een van de drijvende krachten achter het
VCM."
Bij nader toezicht blijkt het echter niet ons aller VCM
(vroeger Vlaamse Contactcommissie voor Monumentenzorg, nu
'Contactforum
voor Erfgoedverenigingen')
te gaan, maar wel om het Vlaams
Coördinatiecentrum voor
Mestverwerking.
Jammer, het ware een mooi bedrag voor de erfgoedzorgers
geweest, maar de varkens zullen er ongetwijfeld mee gediend
zijn
CATALONIË
In 2009 is VVIA twintig jaar verbroederd met onze
Catalaanse zustervereniging en daarom publiceren we in elke
elektronische nieuwsbrief een bijdrage over Catalonië.
Wij zijn consequent: alle links leiden naar webpagina's in
het Catalaans, maar met wat klikken komt U ook wel op een
Engelse, Franse of Castilliaanse versie terecht.
Wij zijn nu al gemeenschappelijke projecten aan het plannen
voor 2009. Wie daaraan wil meewerken geeft zijn naam op via
ons
secretariaat
Premis Bonaplata
Onze collega's
van de Catalaanse
vereniging voor industriële
Archeologie
lanceerden zopas de oproep voor de 16de editie van de
Premis Bonaplata en voor de 10de editie van zijn
tegenhanger voor jongeren, de Premis Bonaplata per a
Joves.
Josep
Bonaplata
(1759-1843) ging als jonge man in Engeland de
textielnijverheid bestuderen, en lag in de jaren 1830
aan de basis van de eerste moderne grootbedrijven in
Catalonië, zoals de eerste stoomaangedreven fabriek El
Vapor (1832) die zich toelegde op textielproductie en op de
vervaardiging van textielmachines. Het bedrijf was de eerste
volledig geïntegreerde textielfabriek (spinnerij,
weverij en katoendrukkerij) die door stoom aangedreven werd.
Bonaplata lag daardoor aan de basis van de mechanisering van
de regio, maar kreeg tegenwerking van de traditionele
textielarbeiders die in de nieuwe technieken een bedreiging
van hun job zagen - hetgeen in 1835 tot een soort
luddisme
leidde.
Zijn naam werd toegekend aan een jaarlijkse prijs voor
industriële cultuur die de publieke opinie wil
sensibiliseren voor het belang van het industrieel erfgoed.
Er zijn categorieën, voor restauratie en herbestemming
van industriële gebouwen (de Premi
Restauració), voor wetenschappelijk onderzoek van
het industrieel erfgoed (de Premi Estudis'), voor
projecten die het industrieel erfgoed speciaal in het
daglicht stelden (de Premi Difusió), voor
personen en instellingen die hun medewerking verleenden aan
één van de musea in het netwerk van de musea
van wetenscha en techniek (de 'Premi
Col.laboració') . Daarnaast is er een speciale
prijs voor de realisaties van moderne industriële
gebouwen die uitmunten door hun ontwerp, de gebruikte
technieken en respect voor het milieu, en die eens tot het
belangrijk industrieel erfgoed van Catalonië zullen
gerekend worden (de 'Premi Nova Realització
Industrial')
Aan de wedstrijd voor jongeren kunnen individuen of groepen
(bv. een jeugdvereniging of een schoolklas) deelnemen tussen
16 en 18 jaar met een studie over industriële
geschiedenis of industriële archeologie van
Catalonië.
Aan de jongeren worden drie prijzen van elk 600 euro
uitgereikt. De prijzen voor de eigenlijke 'Premis Bonaplata'
bestaan in verzilverde plaquettes, evenals in een aantal
diploma's voor de eervolle vermeldingen. De eerste prijzen
werden in 1991 uitgereikt, en sedertdien telkens jaarlijks
dank zij de steun van het Departament de la Cultura de la
Generalitat de Catalunya (het Catalaanse ministerie van
Cultuur), het Museu de la Ciència i de la
Tecnica, het Col.legi d'Arquitectes de Catalunya
(de Orde van Architecten), de orde en de vereniging van
ingenieurs (het Col.legi en de Associació
d'Enginyers Industrials de Catalunya) en de bank van de
ingenieurs (de Caixa d'Enginyers)
Voor de onlangs geproclameerde editie 2006 ging de
Col.alboració-prijs naar de Fundició
Dúctil Benito
uit Manlleu voor zijn steun aan het Museu
industrial del Ter,
(in een gerenoveerde oude textielfabriek uit 1841) en voor
zijn voortdurende inzet ten voordele van behoud en
ontsluiting van industrieel erfgoed.
De Premi Difusió werd door de jury toegekend
aan de Fundació
Agbar, een
privé-initiatief. Deze stichting werd in 1998
opgericht door de waterleidingsmaatschappij Agbar
(Aigües de Barcelona), en houdt zich bezig met studie
en onderzoek van alle aspecten van drinkwater en van het
duurzaam gebruik daarvan. In juni 2004 huldigde de stichting
een eigen museum in (het Museu
Agbar) in de
oude
pompgebouwen in
Cornellà del Llobregat waar o.m. een unieke
cross-compound en vier tandem-compound stoommachines bewaard
bleven. De jury was vol lof voor de uitmuntende educatieve
werking die rond de gebouwen en het museum opgezet
werden.
In dezelfde categorie werd nog een tweede trofee uitgereikt
aan de publicatiereeks
Patrimoni Industrial de
Lleida, een
initiatief van het watermuseum (Museu
de l'Aigua) in
deze stad. Dit gedecentraliseerde museum is ondergebracht in
verschillende gerenoveerde industriële gebouwen die
allemaal iets met water te maken hebben en die via drie
thematische assen met mekaar in verband gebracht worden.
De trofee Restauració de Béns Mobles
(restauratie van roerend erfgoed) ging naar de redding van
de installatie van de rijstmolen van de boerderij Ca l'Arana
in de Bunyola-wijk van El Prat de Llobregat - het enige
relict van rijstmolens dat in 2001 nog bestond - een project
dat de burgemeester van de stad als voorbeeld aanhaalde in
zijn artikel " La recuperació de la memòria
història és un deure col.lectiu" (het
behoud van het historisch geheugen is een collectieve
opdracht, in het tijdschrift
van de Associació per a la Memòria
Històrica i Democràtica del Baix
Llobregat, jg. 2,
nr 3, p. 19). De installaties dienden uit de oude molen
verwijderd, omdat deze moest gesloopt worden voor het
verleggen van de Llobregat-rivier. De jury was van oordeel
dat, nu de installaties gered waren, het interessant zou
zijn om de molen op een geschikte plaats te reconstrueren,
om aldus een beeld te geven van het belang van de landbouw
en de landelijke nijverheden in deze delta.
In de categorie Restauració de Béns
Immobles (behoud van onroerend erfgoed) werden twee
prijzen uitgereikt.
Een eerste ging naar een herbestemming van totaal vervallen
katoenmagazijn (1850) als onderdeel het
sportcomplex
van de Barcelonese industriewijk Can Ricart. Deze prijs werd
duidelijk strategisch gekozen, want in Barcelona wordt er
door buurtbewoners en buurtcomités thans
een
heftige strijd gevoerd voor het behoud en de herbestemming
van de bedrijfscomplexen van Can
Ricart - maar
daarover meer in een volgende editie.
Een tweede
prijs ging naar de
herbestemming van de oude Can Rifà-fabriek in
Manlleu, tot maatschappelijke zetel en museum van de
Fundició
Dúctil Benito
Een trofee voor wetenschappelijke studies (premi
estudis) ging naar het boek van Jeroni Marin i Surroca
Condicions de vida i treball de la classe obrera i
conflictivitat social al Ripollès, 1900-1923
(levens- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse en
sociale conflicten in het gewest Ripollès
De prijs voor de nieuwse architectuur tenslotte ging naar de
nieuwe Ses Celades-campusgebouwen van de Universitat
Rovira i Virgili
in Tarragona, een ontwerp van de architect Jordi
Casadevall
Prijzen voor
jongerenprojecten werden toegekend aan een studie over de
textiel-colonie
'Borgonyà'
tijdens de Burgeroorlog en voor een studie over de
schuilplaatsen in de wijnvelden ('barraques
de vinya') in
Artés
De lijst van de vroegere winnaars vindt men op de website
van de AMCTAIC,
doorklikken naar 'Premis Bonaplata' en dan naar
'Guyanadors'.
IERLAND
Haalbaarheidsstudie voor een nieuw maritiem museum
Op een
ogenblik dat alles in gereedheid gebracht wordt om het
Antwerpse Scheepvaartmuseum te integreren (sic) in het
toekomstige stadsmuseum 'Museum aan de Stroom' (MAS) en
Antwerpen binnenkort dus gedegradeerd wordt tot zowat de
enige havenstad in Europa die niet over een gedegen maritiem
museum bezit, werd in Ierland zopas de
ontwerp-haalbaarheidsstudie (de "draf"-versie) opgeleverd
voor een nieuw maritiem museum, de Scoping Study on
the Creation of a Naval or Maritime Museum at Haulbowline,
Cork'. Deze studie is een uitvloeisel van het
strategisch erfgoedplan 2007-2011 dat in Ierland vastgelegd
werd. De studie werd uitgevoerd door de Heritage Council in
samenwerking met de Irish Naval Service
De studie is alvast een lezenswaardig (en
overdenkenswaardig) werkstuk. Je
kunt een elektronische (PDF) versie ophalen vanaf deze
pagina.
Geinteresseerden kunnen met onze groeten ook steeds
per
e-mail contact opnemen
met de verantwoordelijken bij de Ierse 'Heritage
Council'
NEDERLAND
Brabants Industrieel Erfgoed
Begin 2006 is
de stichting Brabants Industrieel Erfgoed opgericht
met als doelstelling het slaan van een brug tussen de oude
produktie en techniek van de negentiende en twintigste eeuw
en de nieuwe technologiën en processen van de
één en twintigste eeuw. Brabant aan beide
zijden van de landsgrens is het werkterrein van de
vereniging. Door de bundeling van de publieke belangstelling
kan de stichting optreden als gesprekspartner voor overheid
en bedrijfsleven met betrekking tot de industriële
cultuur in de ruimste zin van het woord.
Directe aanleiding voor de oprichting van de stichting
vormde de sluiting van de bierbrouwerij te Breda. Dankzij de
inzet en bemiddeling van onze stichting kon een nieuwe
bestemming worden gevonden voor de bedrijfsbibliotheek (ging
naar de universiteitsbibliotheken van Delft en Eindhoven),
de museale collectie (naar Breda=s Museum) en
familie-archief (naar Stadsarchief). Helaas mislukte het
behoud van het koelschip, een essentieel onderdeel van het
brouwpatrimonium uit 1887. Ondanks een diepgravende
historische studie van de brouwerij en de medewerking van de
gemeente Breda, konden de partijen niet op andere gedachten
gebracht.
De Stichting sloot zowel aan bij de VVIA als bij FIEN, de
Federatie Industrieel Erfgoed Nederland.
"Vlaamse" Brabanders (what is in a word...) kunnen contact
nemen met de stichting Brabants Industrieel Erfgoed
per
e-mail of
binnenkort ook via
hun website.
PUBLICATIES
Oral History
Vooral in de
Angelsaksische wereld heeft men al decennia ervaring met het
omgaan met mondelingen geschiedschrijving. De eerste
handboeken verschenen er reeds in het midden van de jaren
1970 en sedertdien heeft deze aanpak er natuurlijk niet
stilgestaan.
Zopas verscheen op initiatief van de Galway County Council
(Ierland) een boeiende en vooral gebruiksvriendelijke
brochure Collecting and Preserving Folklore and Oral
History: Basic Techniques. Deze is de neerslag van
drie Folklore and Oral history cursussen - en geeft o.m. de
basis-richtlijnen voor iedereen die zich op dit (gladde)
terrein wil wagen.
Meer informatie kun je bekomen via de website van de
Ierse
'Heritage Council'
WEBSITES
Fachkatalog
Technikgeschichte online
In 1961 werd
in de toenmalige DDR de Informationsdienst Geschichte
der Technik in het leven geroepen als een
samenwerkingsverband tussen de Saksische 'Landesbibliothek'
en de Technische Universiteit van Dresden. In 1971 kreeg
deze samenwerking een nieuwe naam, nl. de
Bibliographie Geschichte der Technik (BGT).
Twintig jaar later, in het werkingsjaar 1991/1992 zette de
BGT haar eerste stappen op de elektronische snelweg, en als
gevolg van het steeds toenemende gebruik van de dienst werd
vorig jaar besloten om te migreren naar de databanken van
het Zuid-West-Duitse Bibliotheekverbond
(Südwestdeutschen Bibliotheksverbundes).
Zo ontstand de 'Vakcatalogus Techniekgeschiedenis', die ca.
19.000 titels ontsluit. Tijdens het eerste kwartaal van 2007
werd de databank aangevuld met zo'n 42.000 die in de
jaren 1991-2006 door de BGT verzameld waren. Voor de
toekomst rekent men op een aanwas met ca. 3000 titels per
jaar.
Belangstellenden kunnen inloggen via de website van de
Sächsische
Landesbibliothek Staats- und
Universitätsbibliothek
Dresden. Op
dezelfde pagine vind je ook een toegang tot het
Schaufenster
Technikgeschichte
West-Vlaamse
beeldbanken
Het opzetten
van beeldbanken is tegenwoordig erg populair. In de
provincie West-Vlaanderen zijn er een aantal beeldbanken die
de stads- of gemeentegrenzen overstijgen. De regionale
beeldbank 'WESTHOEK
verbeeldt'
ontsluit bedreigd particulier beeldmateriaal over en in de
zuidelijke Westhoek. De beelden worden in samenwerking met
vrijwilligers opgespoord, bewaard en ontsloten. 'WESTHOEK
verbeeldt' ontstond uit de beeldbank 'HEUVELLAND verbeeldt'
en heeft betrekking op de gemeenten Heuvelland,
Langemark-Poelkapelle, Vleteren, Zonnebeke en de steden
Ieper, Mesen, Poperinge . De beeldbank 'West-Vlaanderen
toen' wenst
historisch beeldmateriaal over West-Vlaanderen toegankelijk
te maken voor een ruim publiek en omvat de deelcollecties
'vlas', 'Streuvels', 'kusterfgoed' en 'Wereldoorlog I' . De
beeldbank 'West-Vlaanderen
nu'
geeft een overzicht van de vele hedendaagse initiatieven
binnen het provinciebestuur: projecten, fotocollecties,
tentoonstellingen, enz. Verder is er nog de 'Beeldbank
van de Zwinstreek',
waarin oude postkaarten en recente fotos tonen hoe het
uitzicht van de dorpen en stadjes van de Zwinstreek
evolueerde. Hij bevat de collecties van het Museum Sincfala
en van de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek van
Knokke-Heist. Die collecties worden aangevuld met een
privécollectie van Serge Voordeckers (hoofdzakelijk
Duinbergen). Men hoopt in de toekomst ook foto's van andere
gemeenten van de Zwinstreek te kunnen opnemen.
|