VVIA-e-nieuwsbrief
2006, nr 4
Inhoud
van deze nieuwsbrief:
|
Deze e-nieuwsbrief
wordt gratis rondgezonden aan leden en
sympathisanten van de Vlaamse Vereniging voor
Industriële Archeologie vzw.
U kunt onze werking ook steunen door lid te worden
van de vereniging.
Alle
informatie daarover vindt U op onze
website
|
Cursusmodule
'industriële archeologie'
Ook dit jaar
organiseert de VVIA zijn bekende module 'Inleiding tot de
Industriële Archeologie'. De cursus omvat vijf
zaterdagen (één zaterdag per maand) en gaat
door op verschillende locaties in Zuid-West-Vlaanderen. De
start is op zaterdag 28 oktober in het Erfgoedhuis in
Kortrijk - de lessen vinden plaats op verschillende
interessante industrieel-archeologische locaties in
Zuid-West-Vlaanderen.
Er
zijn nog enkele plaatsen vrij. Wie wil deelnemen kan dus nog
op de valreep inschrijven.
Meer
informatie op onze website http://www.vvia.be
Vlaamse
monumentenprijs 2006
Tijdens het
slotfeest van de Open Monumentendag (OMD) in Sint-Truiden
maakte Vlaams minister Dirk Van Mechelen bekend dat het
Stoomcentrum van Maldegem de jaarlijkse Vlaamse
Monumentenprijs wint. Tussen de negen kanshebbers
zaten twee monumenten van industrie en techniek: het
stoomcentrum
Maldegem en de
brouwerij
De Leeuw in
Zedelgem (zie ook verder en het artikel in ons
Vlaams-Nederlands tijdschrift "Erfgoed van Industrie en
Techniek"). Alle laureaten ontvangen een prijs van 2.500
euro en voor de winnaar komt daar 12.500 euro bovenop.
Het stoomcentrum was genomineerd voor de grootscheepse
restauratie uit 2003-2004, waarbij ook de toegankelijkheid
werd verruimd en de gebouwen historisch werden ingericht. De
restauratie van de Brouwerij de Leeuw wordt geroemd als
voorbeeld van integrale erfgoedzorg en de actuele omgang met
industrieel erfgoed.
Winaar dit jaar was het Stoomcentrum.
Als enige Westvlaamse genomineerde was Zedelgem alvast zeker
dat het provinciaal laureaat werd.
Monumentenstrijd
In vorige
afleveringen van onze elektronische nieuwsbrief lieten we
een aantal kritische geluiden horen over de Vlaamse
Monumentenstrijd. Intussen ging de strijd keihard voort,
sommige organisaties en overheidsdiensten spaarden geld nog
moeite om de stemmen van "de" bevolking binnen te
rijven...
Op 21 augustus werden de
dertig projecten voorgesteld die mochten
deelnemen aan het
VRT-programma
'Monumentenstrijd.
Deze selectie werd door een onafhankelijke commissie gemaakt
- volgens de persteksten - uit meer dan 400 inzendingen. De
samenstelling van deze onafhankelijke commissie werd - voor
zover wij konden nagaan - echter nergens bekend gemaakt (wie
zijn de deskundige witte raven ???)
Ook over het aantal kandidaturen is er onduidelijkheid. Door
een gunstige wind bereikte ons de lijst van de inzendingen,
waarop exact 350 volgnummers (en niet "méér
dan 400") staan. Dit verschil in aantal ligt vermoedelijk in
het feit dat er een aantal inschrijvingen louter
electronisch gebeurden door het inschrijvingsformulier in te
vullen doch nadien niet (tijdig) (dwz met poststempel van
tenlaatste 20 juni) meer werden ingediend per post, of
procedurefouten hadden (bv. niet ondertekend en met
uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar). Zo is er alvast
een dossier van het Gentse stadsbestuur dat op 20 juni
elektronisch werd ingediend doch niet op de lijst voorkomt,
omdat de rest van het dossier pas na 20 juni werd over
gemaakt.
Maar ook de 350 volgnummmers is niet exact. Een aantal
inzendingen komen twee keer op de lijst voor, en er staat
ook een inzending uit Wallonië op vermeld...
Enfin: dat verschil in aantallen is misschien de reden
waarom men die volledige lijst niet automatisch op de
website van de Monumentenstrijd zette. Men vreest misschien
klachten van zij die dachten in orde te zijn doch blijkbaar
niet op de lijst staan. Wat niet weet niet deert ?
Uit die massa inzendingen werden in eerste fase dertig
gelukkigen geselecteerd.
Dat niet iedereen tevreden is met de selectie bleek uit de
vele commentaren op de website van de Monumentenstrijd
(intussen zijn deze publieke reacties zowel op de website
van de Monumentenstrijd als op de VRT blog schroomvallig
verwijderd).
Alleen al op basis van het
reglement konden
andere geselecteerde projecten worden verwacht. Wat
bijvoorbeeld met het stevig maatschappelijk
draagvlak van deze projecten? En wat met de
wezenlijke financiële bijdrage voor de realisatie
van het project die het prijzengeld moet leveren? De
bouwpromoter achter een commercieel woonproject als de
Tabaksfabriek in Menen ziet hier enkel zijn benodigde
investeringen dalen en zijn winsten stigen... Ook zonder
Monumentenstrijd zal het project er komen. Of zal het
prijzengeld daar, en bij de andere projecten van
gemeentebesturen, gebruikt worden om de 20%
restauratie-investeringen van de lokale overheid te betalen?
Of zal daarmee de -niet subsidieerbare- inrichting worden
betaald? Heel wat van de genomineerden zitten al in zware
Europese subsidieprogrammas als Interreg, en halen
daar veel fondsen. Voor hen is Monumentenstrijd een extra
potje, waardoor het eigen aandeel kleiner wordt. Ook van de
aangekondigde grote diversiteit is weinig te werken, maar
daar treft de organisaties geen schuld. Bij de 400
kandidaturen waren slechts vijf dossiers met rollend,
rijdend, vliegend en varend erfgoed door het publiek
ingediend.
De vele reacties en bedenkingen die kunnen worden gemaakt
tonen ons inziens aan dat er van in den beginne iets mis was
met het concept van Monumentenstrijd: als enkel projecten in
aanmerking komen waarover een plan of akkooord is om het
project te starten, waar gaat het geld dan heen? Van die
projecten in overheidshanden kan toch enkel verwacht worden
dat het budget rond? Prijzengeld vanuit Monumentenstrijd zal
voor hen enkel een verlichting betekenen, niet de redding,
zoals voor particuliere projecten.
Om de niet-geselecteerden ietwat te troosten, geven we hier
alvast een lijst van de industrieel-archeologische projecten
die op de VRT-lijst voorkomen. Hen eruit ziften bleek geen
sinecure: de lijst zit vol schrijffouten in namen van
projecten en ze bevat enkel de namen van de gemeenten,
voorzien van een adres (soms een huisnummer, zelden een naam
van het project). Op basis van het samenleggen van
verschillende gegevens - bv. de lijst van de beschermde
gebouwen - konden we het hiernavolgend overzicht opstellen.
Alvast onze excuses indien we een (uw) project vergeten zijn
- als U het ons signaleert dan vermelden we het in een
volgende e-nieuwsbrief. Ook alle aanvullende gegevens,
of inside-informatie die we niet op internet vonden, zijn
welkom.
O.m. volgende industrieel-archeologische sites werden niet
in de selectie weerhouden:
- Aarsele, Delmerensmolen
- Antwerpen, brugwachtershuisje (niet meer gegevens)
- Antwerpen, Centraal
station
- Antwerpen, Tram
en Busmuseum
(blijkbaar waren er hier twee dossiers, want het museum is
tweemaal vermeld onder inzendingen nrs 17 en 18)
- As: Theunissenmolen
(Oude Molenweg 69)
- Balen, Topmolen
- Boom, Noeveren
- Diepenbeek, Royermolen
(Ginderoverstraat 32)
- Gent, Galveston
site
- Gent, de
oude gerage Mahy =
het oud circus (Lamstraat) - stootte blijkbaar op een veto
van het stadsbestuur...
- Gistel, site
Oostmolen
- Halen, Rotemse
molen
- Hasselt: Herkenrode, Tuyltermolenproject
- Herzele, Jeughuis
't Uilekot in het
oude tramstation (Groenlaan 39/41)
- Klerken, Molen
- Langemark Poelkapelle, de Blauwe
Molen
- Lembeke, brouwerij Stockmans (geen aanvullende
gegegevens)
- Leuven, brouwerij
De Hoorn
- Lichtervelde, site
Van Coillie
- Mechelen, de
old-timer garage 'Atelier
Moens'
(Nijverheidsstraat 45)
- Meerle, watermolen
(Dreef 2)
- Oostende, maritieme
site
- Opbrakel, Verrebeekmolen
- Oudenaarde-Melden, Nedermolen
- Roeselare, Brouwerij
Rodenbach
- Rotselaar, brouwerij
Mena
- Rotselaar, turbinewatermolen
- St Lievens Houtem, Brouwerij
van Zonnegem
(Steenbergstraat)
- St. Martens Leerne, brouwerij De Muynck (geen
aanvullende gegegevens)
- St Truiden, abdijmolen (geen aanvullende
gegegevens)
- St Truiden, Metsterenmolen (afbeelding in lijst
Limburgse watermolens)
- Turnhout, Goormolen
- Wakken, Molen
Goethals-D'hondt
(Molenstraat 24)
- Weelde, de oude
poldertram die
zich op het militair domein bevindt
- Wervik: een oude vlasfabriek (geen andere informatie
beschikbaar)
- Willebroek, Nv Kemira (geen andere informatie
beschikbaar)
- Willebroek, Tegelfabriek
Rottiers
- Zwevegem, oude
Electriciteitscentrale
- zie ook de bijdrage in een vorig nummer van de
e-nieuwsbrief
- de Tjalk Sloeberke (geen aanvullende gegegevens)
Ook de "Kogge
van Doel" werd
niet geselecteerd...
Tot slot nog een opmerkelijke vaststelling. De scheepswerven
van Baasrode en de mosselhengst 'Pegasus' waren als
afzonderlijke dossiers ingediend, maar werden nadien
blijkbaar 'ergens' samengevoegd tot één
dossier...
Tot 17 september mocht het publiek kiezen welke
15 projecten (3 per provincie) doorgaan naar de volgende
ronde. In januari
is er een tweede stemronde (men mag opnieuw sms'en,
telefoneren en op internet stemmen): dan wordt het aantal
herleid van 15 naar 5 (1 per provincie). Op 19 februari
kiest het publiek dan een winnaar tijdens een finale op
Canvas. Ze zullen flink in de prijzenpot vallen, want een
gulle minister Van Mechelen maakte bekend dat hij op de
begroting plots 500.000
euro surplus vond
die hij ter beschikking houdt voor het restauratiefonds van
de Monumentenstrijd.
Graag Uw commentaren, bemerkingen en
aanvullingen.
Vlaams
budget voor restauraties stijgt met de helft
De Vlaamse
regering trekt volgend jaar 20 miljoen euro extra uit voor
restauratiekredieten, een stijging met vijftig procent
tegenover het huidige budget. Dat laat minister Dirk Van
Mechelen, bevoegd voor het onroerend erfgoed, weten.
Met de extra middelen wil hij de schrijnende achterstand
wegwerken in het toekennen van restauratiepremies uit de
openbare sector en de sector eredienst.
Zowel beleids- als betaalkredieten worden opgetrokken.
Doordat de beleidskredieten tot de huidige legislatuur
aanzienlijk hoger waren dan de betaalkredieten, konden wel
veel restauratiepremies worden toegekend, maar konden ze
niet aan hetzelfde ritme worden uitbetaald. Hierdoor
ontstond een wachtlijst.
Vanaf het eerste begrotingsjaar van deze legislatuur werden
de betaalkredieten stelselmatig opgetrokken, zodat deze
wachtlijst kan worden weggewerkt.
Voor de toekenning van restauratiepremies liep de wachttijd
snel op in dossiers rond erediensten, die vooral over (vaak
zware) restauraties van kerken gaan. Door de
beleidskredieten op te trekken wil Van Mechelen de
achterstand hier wegwerken. In de toekomst wil Van Mechelen
dure en langdurige renovatie voorkomen door een doorgedreven
onderhoud en beheer. Dit kan door bijvoorbeeld een
rigoureuze beheers- en meerjarenplanning verplicht te maken.
De premieregeling voor beschermde landschappen en varend
erfgoed zijn nu al op deze principes gebaseerd.
E-FAITH
weekend in Beringen
In het
verkiezingsweekend vond in Hasselt en Beringen het eerste
Europese contactweekend plaats dat E-FAITH organiseerde voor
vrijwilligers en vrijwilligersverenigingen die zich inzetten
voor studie, behoud en ontsluiting van het industrieel en
technisch erfgoed. Dit initiatief bleek aan een duidelijke
behoefte te voldoen. Een veertigtal belangstellenden uit 11
landen maakten kennis met mekaar, wisselden ervaringen en
ideeën uit, en bespraken de mogelijkheden tot het
opzetten van gezamelijke en grensoverschrijdende
projecten.
De start in het Nationaal Jenevermuseum in Hasselt op
vrijdagavond zorgde voor de nodige ambiance en brak het ijs
tussen landen, culturen en talen. De hele avond werd
bijgewoond door Lieve Pollet, schepen van cultuur, die het
internationaal gezelschap verkoos boven nog maar eens een
avond campagne-voeren - het Nationaal Jenevermuseum kan er
wel bij varen. Op zaterdag en zondag waren de deelnemers
onder de indruk van de steenkoolmijn van Beringen en van de
industriële omgeving aldaar ("breathless by the scale
of the buildings" zoals een deelnemer uit de mijnregio van
Cornwall het uitdrukte).
De teksten van de bijeenkomst zullen binnenkort beschikbaar
zijn op de website http://www.e-faith.org
. Volgend jaar, na Pasen, zal een tweede bijeenkomst
georganiseerd worden - vermoedelijk in Frankrijk. Intussen
zal E-FAITH zijn (tot op heden losse) structuur
formaliseren, evenals de wijze waarop verenigingen tot dit
Europees platform kunnen toetreden.
Vermelden we tenslotte dat het tijdschrift van de Belgische
delegatie bij de Europese Unie aan deze bijeenkomst ruime
aandacht besteedde (twee bladzijden, nl. pp. 18-19 -
U
kunt dit tijdschrift online
consulteren)
Wrakken
De Vlaamse
Regering stemde, in vergadering van 22 september 2006, in
met het voorontwerp van wet over de vondst en bescherming
van wrakken. Ze koppelt dat positieve advies wel aan een
aantal voorwaarden (in het publieke verslag van de
vergadering van de Vlaamse Regering worden deze voorwaarden
niet vermeld)
Dit voorontwerp
werd opgesteld door de Federale Minister van Mobiliteit
Renaat Landuyt en goedgekeurd door de Federale Ministerraad
(zie: ministerraad
van vrijdag 14 juli 2006).
Het voorontwerp regelt de vondst en de bescherming van
scheepswrakken. Het bepaalt de toe-eigeningsvatbaarheid van
wrakken en wrakstukken gelegen in de territoriale zee van
België en creëert een juridische basis om
archeologisch en historisch waardevolle wrakken te
beschermen. De ontdekker moet de wrakken die hij vindt
onmiddellijk melden aan de ontvanger der wrakken. Na verloop
van één jaar wordt de vinder eigenaar van de
gevonden voorwerpen, als de eigenaar ze niet opeist. Dit
geldt niet als de vinder gehouden was ze aan de ontvanger af
te geven. In dat geval wordt de Staat eigenaar van de
gevonden voorwerpen.
AALST:
De Wolf-Cosyns blijft mee Aalsters stadsgezicht bepalen
Na inzage van de
plannen en bezoek ter plaatse blijkt het nogal mee te vallen
met de sloop van het graanmagazijn van de vroegere mouterij
De Wolf-Cosyns aan de Fritz De Wolfkaai te Aalst (zie ook
onze e-nieuwsbrief van april j.l.)
De oude gevel uit 1883, die grotendeels bewaard bleef toen
het magazijn zelf in 1934 vervangen werd door een
betonskeletbouw, blijft bewaard. De muurankers, waarover de
bouwpromotor het op zijn website heeft, werden zowat 15 jaar
geleden reeds verwijderd, omdat ze loskwamen wegens
doorroesten en de verwijdering in 1934 van de bijhorende
balken. Maar ze bleven wonderwel in het magazijn bewaard en
werden, zogauw in 2002 bekend werd dat de mouterij zou
sluiten, op vraag van lokale actievoerders veilig opgeborgen
in het Stedelijk Museum. Het is de bedoeling dat ze
herplaatst worden, letterlijk als sierankers, want de balken
die zij ooit verankerden werden 72 jaar geleden al gesloopt.
Je zou hier dus tweemaal van façadisme kunnen
gewagen: enerzijds het enkel behouden van de gevel bij de
sloop van het magazijn in 1934 en anderzijds het herplaatsen
van niet meer dienstige muurankers. Ironisch genoeg past dit
in de bedrijfsfilosofie van de destijds notabele familie De
Wolf, die veel belang hechtte aan traditie en
façade.
De hoogbouw uit 1934 bovenop en naast de oude gevel getuigt
van de tweede expansie van het bedrijf, die in het
interbellum plaatsvond. Ook hij wordt trouwens bewaard door
de bouwpromotor. Meer zelfs, de aluminium bekleding die een
deel van die gevels volledig wegstak, is reeds ontmanteld,
zodat het oorspronkelijk vooroorlogs uitzicht weer vrijkomt.
De hele ruimte, bestaande uit betonskeletbouw, blijft
bewaard. In hoeverre in de lofts deze structuur zichtbaar
zal blijven is echter niet duidelijk.
Wat intussen al gesloopt werd, zijn de in metalen wanden
verpakte betonnen trechtersilo's die sinds de jaren 1970
bijgebouwd werden op de gronden van belendende rijhuizen die
door de firma stelselmatig werden opgekocht. Hier komt een
industrieel aandoende nieuwbouw met veel glas alsook een
binnenkoer.
Ook aan de Arbeidssraat - de eigenlijke mouterij - werden de
oude muren in veldovensteen uit 1871 en 1885 behouden. De
gebouwen zelf (een moutmagazijn en een graansorteermagazijn)
werden bijna een halve eeuw geleden (nl. in 1960) gesloopt.
De hoge silo's die in de plaats kwamen blijven hun skelet
behouden en worden woontorens.
Wat wel verdwijnt is het restant van een gevel (kiemzaal uit
1885) die behoorlijk verminkt overleefde, evenals de moderne
bureaugebouwen aan de Gentsestraat. Loodsen die in de jaren
1980 de paardenstallen en de werkhuizen vervingen en de
steeds weer verbouwde kiem- en eestzalen sneuvelen ook. De
groene luiken van het graansorteermagazijn uit 1885, die de
ruimte donker moesten houden, wenst de bouwheer niet te
bewaren. Spijtig, ramen zijn immers de ogen van een gevel.
Groen was overigens de bedrijfskleur van De Wolf-Cosyns:
zelfs de vrachtwagens die het graan van de kaai aan de
Dender naar de Gentsestraat voerden waren tot omstreeks de
eeuwwisseling donkergroen !
Oude macines waren nergens meer aanwezig.
Er kan besloten worden dat zogoed als alles wat
industrieel-archeologische waarde heeft, bewaard blijftr,
mede dank zij de ijver van verscheidene individuen en de
acyie "bedriegde sites" van de VVIA.
Zulk goed nieuws kan spijtig genoeg niet altijd gemeld
worden. Van de voormalige hopasten 'Bruyndonckx' in de
St.-Jozefstraat in Aalst werden wel de buitengevels bewaard
en opgefrist, maar de nog aanwezige infrastructuur (de
houten vloeren, gietijzeren steunpalen, smeedijzeren
trappen, vloerroosters en vooral de hoge schouw op het dak
en de zogenaamde 'hel' (de vuurhaard van de
hopeest) sneuvelden.
GRIMBERGEN:
betonnen vliegtuighangars worden beschermd
De twee betonnen
vliegtuighangars van de Belgische constructeur Alfred Hardy
op het vliegveld
van Grimbergen
worden beschermd als monument. Het besluit is nog niet
ondertekend, maar bevoegd minister Dirk Van Mechelen zal de
beslissing bekend maken op de komende Open
Monumentendag. De
hangars uit 1947 zijn het belangrijkste voorbeeld van
Hardy's principe van de betonnen paddestoelconstructie.
De twee cirkelvormige hangars op het vliegveld werden in
1947 gebouwd naar ontwerp van Alfred Hardy (Boussu 1900 -
Beersel 1965). Hardy had geen specifieke opleiding tot
architect of ingenieur genoten, maar was veeleer vanuit zijn
praktijk als aannemer in contact gekomen met de
architectuur. In 1946 vroeg hij een patent aan op een nieuw
constructief principe, de betonnen paddestoelconstructie,
waarvan de hallen in Grimbergen de eerste en tegelijk ook de
meest impressionante toepassingen zouden worden. De hangars
vormen een combinatie van een koepel en een gedraaide,
afgeknotte kegelschaal die rusten op een ringbalk die zelf
door vier kolommen gedragen wordt. De hallen zijn een
staaltje van bouwkundig inzicht: hoewel de betonschalen
nergens breder zijn dan 10 cm, wordt een oppervlakte van
2000 m² overspannen.
Het cirkelvormige grondplan bood grote voordelen voor een
vliegtuighangar. De op eender welke plaats openschuifbare
aluminium poorten maakten een efficiënte schikking van
de vliegtuigen mogelijk. Op die manier konden in de hallen
35 vliegtoestellen worden gestald.
Hardy paste zijn paddestoelconstructie in de jaren 50
nog toe op verschillende andere civiele projecten in
België en Frankrijk, maar vanuit architecturaal oogpunt
kon geen enkel de hallen van Grimbergen evenaren. De hangars
waren in 1964 de enige Belgische constructies die in de
overzichtstentoonstelling "Twentieth Century Engineering" in
het Museum of Modern Art te New York werden
opgenomen.
CATALONIË:
Sterke uitbreiding beschermingslijst in Barcelona
Einde mei besliste
het stadsbestuur van Barcelona om
68 gebouwen toe te voegen aan zijn stedelijke lijst met
beschermde industriële
sites. Dit brengt
het totaal van de beschermde industriële panden in
Barcelona alléén op 114. Het aantal
wordt dus meer dan verdubbeld. Op de lijst (waarvan men
een
fraai PDF-bestand
kan vinden op de website van het stadsbestuur) komen tal van
fabrieken voor, arbeidershuisvesting, gebouwen verbonden met
arbeidersgeschiedenis en fabrieksschouwen.
De nieuw beschermde gebouwen vallen onder verschillende
categorieën - zes onder hen zullen geklasseerd worden
onder 'el nivell B' (onroerende goederen van lokaal
belang) - wat betekent dat ze zullen opgenomen worden in de
lijst van het Catalaans Cultureel Erfgoed
("Catàleg de patrimoni cultural
català", die valt onder de Catalaanse
wet op het cultureel
erfgoed).
Het zijn de fabrieken van
- Escocesa (1852), thans ingenomen door kunstenaarsateliers,
maar later bestemd tot woningen;
- Can Ricart (1853) - na een harde strijd voor het behoud
van deze site door buurtcomités besliste de
gemeentebestuur om zo'n 67% van de gebouwen die van voor
1930 dateren te behouden - maar het actiecomité
'Salvem Can Ricart' vraagt een totaal behoud (op deze actie
komen we terug in volgende e-nieuwsbrief);
- Ca l'Illa (1930), een oude maalderij die tot lofts zal
omgevormd worden;
- Can Gili Nou (1876-1886)
- het oude metaalbedrijf Indústries Waldés
(1919)
- en de Fàbrica Frigo (1959), die zijn
industriële bestemming behoudt en daarnaast deels tot
een bedrijvencentrum omgevormd wordt.
In totaal zijn deze zeven bedrijven representatief zijn voor
een eeuw Barcelonese fabrieksarchitectuur en -geschiedenis.
Alhoewel voor een aantal ervan aan bewoning gedacht wordt,
zegt het Barcelonese bestuur dat zij voor herbestemming op
de eerste plaats willen opteren voor productieve functies,
of een mengeling van (kleine) bedrijven, bewoning, handel en
desgevallend cultuur.
Tot het niveau 'C' (die een 'gemiddelde' graad van
bescherming genieten) behoren 55 gebouwen die (nog) niet
belangrijk genoeg geacht worden op Catalaans niveau, en
tenslotte worden zeven gebouwen op de D-lijst geplaatst (dit
zijn sites die gedocumenteerd en grondig geregistreerd
moeten worden voordat ze mogen verdwijnen).
Terzelfdertijd werd aangekondigd dat in het oude bedrijf
'Can
Saladrigas', een
oude textielfabriek uit 1884, een
Centre
de la Cultura Industrial de
Barcelona ingericht
wordt. Dit initiatief werd gestimuleerd door het Museum voor
Stadsgeschiedenis (het 'Museu
d'Història de la
Ciutat' - MHCB).
In de wijk 'Poblenou' zal op die wijze een nieuw en
belangrijk museum en studiecentrum over de industriële
en sociale geschiedenis van Barcelona verrijzen. In de loop
van 2007 moet er al een bibliotheek de deuren openen,
gevolgd door een permanente tentoonstelling over de wijk,
het Centrum zelf komt er in de loop van 2008. Het zal zo'n
3000 m², verdeeld over twee verdiepingen beslaan. Als
onderdeel van het netwerk van het MHCB zal het zich
toeleggen op de interpretatie en de presentatie van het
industrialisatieproces vanaf het einde van de 19de eeuw. Het
project wordt besomd op ca. 10 miljoen euro, en moet ook
bijdragen tot het her-dynamiseren van deze oude
industriewijk.
- Zie ook artikels op
20
minutos.es, in
El
Païs, en
de discussieblog over het Centrum voor Industriecultuur
op
Skyscrapercity
FRANKRIJK
: Beluikenrenovatie in Tourcoing
De Noord-Franse
industrieregio stond gedurende twee eeuwen bekend om zijn
troosteloze 'courées'
- de beluiken waarin de textiel- en andere arbeiders hun
onderkomen vonden. Velen daarvan waren ingeweken Vlamingen,
die later afgelost werden door vluchtelingen uit de oude
Franse kolonies (vooral Noord-Afrikanen) en recentere
immigranten. Via artikels in de pers, tentoonstellingen en
studiedagen groeide de laatste jaren de belangstelling voor
dit sociale erfgoed - en werd hun maatschappelijk en
stedenbouwkundig belang erkend.
In het kader van de stadsvernieuwing van Tourcoing, "Les
Défis de Tourcoing" worden deze beluiken thans
aangepakt en vernieuwd. Een eerste werf, de
Courée Saint-Louis en Saint-Jean-Baptiste in de rue
Cuvier, werd zopas
opgeleverd. Er was een bedrag van 324.000 euro mee gemoeid.
De gemeenschappelijke ruimte tussen de beluiken werd in nauw
overleg met de bewoners aangepakt (er werden twee rijen
woningen gesloopt om ook plaats te maken voor het aanbrengen
van nutsvoorzieningen, en om de bewoners ademruimte te
geven). Volgens JP Balduyck, burgemeester van Tourcoing, was
de aanpak er ook op gericht om het sociale weefsel en de
contacten tussen de bewoners te herstellen, "in een
maatschappij waar de mensen niet meer met mekaar
praten".
PUBLICATIES
Geschiedenis van de brouwerij De Leeuw in Aartrijke
Johan BRAET.
Geschiedenis brouwerij De Leeuw. Zedelgem,
gemeentebestuur Zedelgem, 2006, 140 blz.
Tussen 2000 en 2005 liet de Gemeente
Zedelgem de
voormalige brouwerij De Leeuw in Aartrijke restaureren. Deze
parel van industriële architectuur dateert uit 1871 en
is een beschermd monument. Naar aanleiding van de
restauratie onderzocht gemeentearchivaris Johan Braet de
geschiedenis van het gebouw en de brouwersfamilies die er
actief waren. Drie families brouwden er tussen 1854 en 1916
het gerstenat: de families Vandewalle, Nevejan (afkomstig
uit Esen, nu brouwerij
van de Dolle Brouwers)
en Depuydt. Tijdens die periode evolueerde het
brouwerijwezen in België onstuitbaar van een
ambachtelijke bedrijvigheid naar een grootschalige
industriële sector. In 1916 plunderden de Duitsers de
koperen brouwinstallaties. Na de oorlog werd de
brouwactiviteit niet meer heropgestart. De brouwerij kreeg
een nieuwe functie als drankdepot. De familie Depuydt werd
een belangrijk aandeelhouder in de coöperatieve
brouwerij Brasserie du Lac te Brugge.
Dit boek is enerzijds een nuchter historisch relaas,
gebaseerd op minutieus bronnenonderzoek, anderzijds leest
het als een meeslepend verhaal over de opbouw, bloei en
teloorgang van een familiale dorpsbrouwerij. Ook de
geschiedenis van de Brasserie du Lac komt
uitgebreid aan bod.
Het gebouw krijgt nu een nieuw leven als gemeentearchief,
lokaal erfgoedhuis, culturele ontmoetingsruimte en
administratief centrum voor de deelgemeente Aartrijke. Over
de herbestemming van de brouwerij verscheen een artikel in
het nummer 2006/2 van ons tijdschrift Erfgoed van Industrie
en Techniek.
Het boek is enkel verkrijgbaar bij de Gemeente Zedelgem. U
bestelt op volgend adres:
Gemeentebestuur Zedelgem, Dienst Archief, Voormalige
brouwerij De Leeuw, Engelstraat 7, 8211 Aartrijke, Tel.
050/81.44.14 Fax 050/81.35.02, archief@zedelgem.be
Nature
et espaces industriels. Terrils miniers, carrières et
sablières. Après l'exploitation industrielle,
le retour à la nature.
(Lille,
Conseil Général du Nord, oct. 2005, 38
blz.)
Door de Noord-Franse 'Conseil Général du Nord'
(een beetje vergelijkbaar met een provinciebestuur bij ons)
werd een boeiende brochure gepubliceerd over de wijze waarop
de natuur terug beslag legt (of: beslag kan leggen) op oude
mijn- en groeve-uitbatingen. Dit is inderdaad een belangrijk
gegeven in dit departement waar één van de
belangrijkste mijnbekkens van Europa zijn littekens in het
landschap naliet. Veel van deze terreinen kunnen nu
beschouwd worden als "créateurs de
biodiversité". Ook de vervuilde terreinen komen
aan bod (bv. in Auby, 'Capitale du Zinc'), omdat deze een
uitzonderlijke en zeldzame flora blijken aan te trekken:
"... sur les sols hostiles au développement de la
vie végétale, il est curieux de noter la
présence de plantes parfaitement adaptées
à coloniser de tels biotopes, donc capables de
supporter une très forte concentration de
métaux lourds" - met als gevolg dat
natuurminnaars en onderzoekers harnekkig pleiten voor het
behoud van deze vervuilde terreinen omwille van hun unieke
biotoop-waarde.
De mijnterrils vertegenwoordigen in het departement een
'gebergte'-keten van 120 km lang, vanaf de heuvels van
Artesië tot aan de Belgische grens - om nadien verder
te lopen in de richting van Bergen en Charleroi. Ook zij
vormen op zichzelf een unieke biotoop, want de donkere
(zwarte) steenafval trekt de warmte aan en houdt deze vast -
het zijn "de espaces thermophiles".
Kortom, deze terreinen zijn veel meer dan zomaar verloren
gebieden waar men niks mee kan aanvangen en die dringend met
harde middelen zouden moeten opgekuist worden. Integendeel -
ze bezitten in dit dichtbevolkte Franse departement een
belangrijk natuur-, ecologisch en zelfs toeristisch
potentieel dat door de overheid beheerd, bewaard en
ontsloten kan en moet worden (en ook daarvan krijgen we
voorbeelden). Tot slot een klein glossarium, contactadressen
en een beknopte bibliografie.
De brochure is gratis (!) verkrijgbaar bij de "Service
Espaces Naturels Sensibles" van het Département du
Nord, 51 rue Gustave Delory, F-59047 Lille Cedex,
dsten-sen@cg59.fr
, tel. +33.3.20635755
WEBSITES
NMBS Beeldbank
De NMBS bezit
een unieke verzameling van meer dan 25.000 foto's en dia's
die de geschiedenis en de huidige activiteiten van de
spoorwegmaatschappij illustreren. Een fractie daarvan -
volgens de NMBS "the best of" - werd nu online geplaatst. We
hadden méér verwacht: een paar webpagina's met
fotootjes, met een minimale uitleg en zonder omkadering. Ook
een zoekfunctie ontbreekt nog - maar eigenlijk is die niet
nodig met wat er maar via internet beschikbaar gesteld
wordt. We kunnen maar hopen dat binnen niet te lange tijd de
rest van 25.000 foto's digitaal te bekijken zullen zijn.
Terloops: op de NMBS-website werden recent ook een aantal
korte pagina's opgenomen over de geschiedenis van de
maatschappij. Wie dat allemaal eens wil bekijken:
http://www.b-rail.be/php/imagebank/
OVERLEDEN
Op 3 september
overleed in Gent Herman
Van der Auwera.
Herman was reeds actief van vóór de oprichting
van de VVIA, o.m. in de Werkgroep Industriële
Archeologie die in het midden van de jaren 1970 opereerde
vanuit de Gentse universiteit (WIARUG). Hij was
één van de eerste VVIA-leden in 1978, en bleef
sedertdien de vereniging steeds met raad en daad trouw. We
herinneren ons zijn vakkennis en gedrevenheid voor de
geschiedenis van de mechanische maalderijen, en zijn enorme
documentatieverzameling over dit onderwerp. Maar ook zijn
droge humor, zijn manier om de dingen te relativeren, om in
vaak moeilijke tijden het noorden niet te verliezen. In het
verleden konden zowel wij als de diensten voor
monumentenzorg steeds beroep op hem doen bij de evaluatie
van installaties, bij begeleiding van bezoeken, voor het
geven van lezingen over zijn geliefd onderwerp.
Herman werd geboren in de maalderij van Geel (1933) en zijn
verhalen hoe hij als kind in slaap gewiegd werd door de
motoren zijn bekend.
Zijn laatste tekst, op het doodsprentje, typeert Herman:
Tijd
Het gevecht met mijn tijd tegen de Tijd
heb ik verloren
Ik zie en hoor je niet.
Ik ruik en voel je niet.
Ik vlucht in herinnering
De VVIA biedt haar deelneming aan aan Francine en aan de
familie.
|