Erfgoed van Industrie en Techniek - Vlaams-Nederlands
Tijdschrift, nr. 2004/3
In het kader van de samenwerking tussen Vlaamse en
Nederlandse organisaties voor industriële archeologie, werden
het Vlaamse tijdschrift 'Industrieel Erfgoed' en het
Nederlandse 'Erfgoed van Industrie en Techniek' vanaf begin
2000 samengesmolten tot één gemeenschappelijk
Vlaams-Nederlands tijdschrift.
In Vlaanderen
wordt het nieuwe tijdschrift verdeeld via de Vlaamse Vereniging voor
Industriële Archeologie vzw en is het abonnement inbegrepen in
de prijs van het VVIA-lidmaatschap.
Dit derde nummer van 2004 is dubbeldik en is gewijd aan het
industrieel en technisch erfgoed van Frans-Vlaanderen: de
Région Nord-Pas-de-Calais. Zo
dicht bij en toch zó onbekend !
Het bevat volgende bijdragen:
- Adriaan LINTERS: Over de Schreve.
Noord-Frankrijk - zo dichtbij en toch zo ver weg. Ooit deel
van de Nederlanden. Een gebied vol gemeenschappelijke
geschiedenis vanaf de vroege middeleeuwen, de Unie van Atrecht
(Arras); het front in de eerste wereldoorlog. Een gebied
waarin iedereen wel smokkelde: tabak in zuidwaartse richting,
dranken in de andere.
Een streek waar handel, economie en tewerkstelling sterk verweven
waren. In de wolstad Roubaix maakten Belgen rond 1850 zowat
de helft van de bevolking uit, in Halluin bijna 70%. Tussen
1840 en 1890 weken naar schatting 400.000 Vlamingen definitief
naar Frankrijk uit, een kleine 40% van het continent
'vreemdelingen' in dat land. Hun aantal deed in 1847-1848
zelfs op verschillende plekken in Noord-Frankrijk anti-Belgische
rellen uitbreken. Xenofobie-avant-la-lèttre...
Waar vroeger Noord-Frankrijk als een grauwe en oninteressante
streek afgeschilderd werd, zorgt het industrieel erfgoed er thans
voor het herontdekken van de regionale identiteit. Bedrijven
worden nu gerenoveerd, musea uitgebouwd, toeristische routes
uitgezet. Een aanzet tot deze mentaliteitswijziging werd in 19790
gegeven, toen in Rijsel met der steun van de Conseil
Régional een groots congres georganiseerd werd over het
industrieel erfgoed en de waarden daarvan - het eerste in
Frankrijk.
- Prof. Denis VARASCHIN: Panorama van de
Industrialisering van de Nord-Pas de Calais.
Er bestaat geen simpel en uniek schema om verslag uit te
brengen over de industrialisatie. Dit complexe proces werd en
wordt gekenmerkt door lange perioden van continuïteit en
breuken, vaak meer kwalitatief dan kwantitatief, en sterke
ruimtelijke netwerken. Na de overgang van ambacht en handel naar
de grote industrie van de negentiende eeuw, keznde de regio een
tweede fundamentele overgang in de laatste dertig jaar. De regio
schakelde zich om naar een dienstverlenende/tertiaire Euregio die
haar erfenis aanvaardt door het industrieel erfgoed van eerste
orde te herwaarderen
- Jacques PHILIPPON: Bescherming van industrieel erfgoed
in Frankrijk.
Het industrieel erfgoed, of het nu gaat om industriële
gebouwen, sites of machines, wordt in Frankrijk beschermd met
dezelfde strenge wetgeving als die voor de bescherming van ander
onroerend en roerend erfgoed. Ongeveer 8% van het beschermd
industrieel erfgoed van Frankrijk ligt in de regio Nord-Pas de
Calais. De streek bezit 403 'monuments classés' en 804 die
ingeschreven staan op de aanvullende inventaris: een vijftigtal
daarvan hebben betrekking op het industrieel verleden van de
streek. Het zijn mijngebouwen, brouwerijen, textielbedrijven,
arbeiderswijken, varend en fluviaal erfgoed, e.a.
- José HONORE: De geschiedenis van Roubaix en zijn
textielindustrie.
Roubaix was lange tijd de belangrijkste textielstad in
Frankrijk. Met de crisis in de jaren 1930 kwijnde de
industrie weg. Postorderbedrijven als La Redoute, Trois
Suisses en Damart vervingen de textielproductie. Musea als
het Musée d'Art et d'Industrie (La Piscine) en het
Musée du Jacquard houden de herinnering aan het
textielverleden levend.
- Jean-François PARE: Roubaix: van Condition
Publique tot Maison Folie
De Condition Publique in Roubaix nam gedurende zeventig
jaar een belangrijke plaats in in een stad die hoofdzakelijk
leefde van de wol. Het was de plaats waar de vochtigheidsgraad van
de textielvezels werd gemeten, op basis waarvan het exacte gewicht
en dus de verkoopprijs werd bepaald. Er werd ook aan
kwaliteitscontrole van de vezels gedaan.
Sinds mei 2004 is de Condition Publique een cultureel centrum
gewijd aan artistieke creatie. Inzake schaal en aanpak is het
in de regio één van de belangrijkste
herbestemmingsprojecten van de laatste jaren.
- Christian HOTTIN: Motte-Bossut: van textielfabriek tot
centrum voor archieven.
De bouw van de huidige fabriek 'Motte-Bossut' begon in
1864. Het eerste gebouw, 50 m. lang, voozien van een
gekanteelde toren en gedomineerd door de befaamde gekanteelde
fabrieksschouw, werd afgewerkt in 1866. Het complex werd reeds in
1978 ingeschreven op de 'inventaire supplémentaire des
monuments historiques'. Na de sluiting van het bedrijf (1981)
werd in 1984 door de Franse overheid de beslissing genomen om hier
een eerste interregionaal centrum te vestigen voor
bedrijfsarchieven en voor archieven die getuigen van de
arbeidsgeschiedenis.
- Valérie CARON: Het mijnbekken te Loos-en-Gohelle
en het project Bassin Minier Unesco 2005.
Het mijnbekken van de Nodr-Pas de Calais, dat meer dan
20 jaar geleden gesloten werd, is nu omgevormd tot een
polyvalente ontmoetingsplaats waar culturele evenementen en
milieu-initiatie samengaan. Sinds 2002 bereidt de vereniging
'BassinMinier Unesco 2005' een dossier voor om dit mijnbekken, en
de mijnzetel '11/19' gelegen in Loos-en-Gohelle, te laten
inschrijven op de Unesco-lijst van het Werelderfgoed.
- Jean BRUGGEMAN: Molens, een patrimonium van de Nord-Pas
de Calais.
In Napoleontische tijd waren er 831 windmolens in het
Dapartement du Nord en 633 in de Pas de Calais. De twee
departementen telden respectievelijk ook 454 en 401
watermolens. Het is ook in deze regio dat men de oudste
vermeldingen van windmolens teruggevonden heeft (1183, 1195) en
samen met Normandië en Zuid-Engeland ook de oudste
voorstellingen. Sedert 1973 worden de laatste molens in de streek
gered door de inzet van de ARAM, Association Régionale des
Amis des Moulins Nord-Pas de Calais. In 1974 verwierf de
vereniging een eerste molen, in 2003 waren er dank zij de ARAM al
45 molens gerestaureerd.
- Laurent LECOUTRE & Adriaan LINTERS: De stokerij
Claeyssens in Wambréchies.
Jenever, en distillaten gebaseerd op gegiste granen, zijn
geestrijke dranken van de noordelijke landen waar vruchten
onvoldoende suikers bevatten. De grens tussen vruchtenalcohol
(cognac, armagnac, ...) en graanalcohol viel lange tijd samen met
de Franse noordergrens: tot 1789 was alcohol uit andere
grondstoffen dan wijn zwaar belast en was het stoken van
graanalcohol verboden als bescherming van de wijnbouw. Toen
het verbod opgeheven was doken snel tal van nieuwe
jeneverstokerijen op in het département du Nord.
De wortels van de familie Claeyssens lagen in het Brugge van het
midden van de 16de eeuw. Via Menen en Ieper belandden hun
nazaten in Noord-Frankrijk. Het waren Vonckisten die de vlucht
namen naar de overkant van de Leie, en in Wambréchies, op
de oever van het deûle-kanaal eerst een oliemolen, later een
jeneverstokerij vestigden.
De jeneverstokerij van Wambréchies (beschermd in 2000) is
één van die unieke sites waar de 19de eeuw lijkt te
hebben stilgestaan. Nu nog wordt er met 19de eeuwse installaties
jenever van 49° alcohol geproduceerd.
- Adriaan LINTERS en Léon BALLAT:
Armentières. Van brouwerij Motte-Cordonnier tot
Cité de la Bière.
Alhoewel Frankrijk meestal met wijn geassocieerd wordt,
mag men niet vergeten dat het land ook een belangrijke
bierproductie had, vooral in de noordelijke departementen. In
1891 telde men in totaal 2732 brouwerijen, waarvan er 1134 in het
département du Nord en 517 in de Pas -de-Calais gelegen
waren. In 2003 waren er daarvan in heel het land nog 179
overgebleven...
De huidige brouwerij Motte-Cordonnier werd na de eerste
wereldoorlog wederopgebouwd aan de oever van de Leie in
Armentières. Het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en
Techniek' publiceert in primeur het voorontwerp (1920) van de
architect Marcel Forest uit Tourcoing.
Grote delen van het complex werden op 31 december 1999 door
de Franse overheid als monument beschermd. Op dit ogenblik
wordt een project uitgewerkt om de site om te vormen tot een
multi-functionele 'Cité de la Bière', metr daarin
een brouwerijmuseumn vergader- en congreszalen, hotel,
restaurants- en cafés. Hiervoor is een investering van
minstens 12 miljoen euro vereist. Het project moet in 2010 klaar
zijn en rekent op 200.000 bezoekers per jaar.
- Sandrine CAUCHOIS: De scheepslift in Les
Fontinettes.
De geschiedenis van de kanaalverbinding tussen de Leie en
de Aa begint reeds in de middeleeuwen, maar pas aan het einde van
de 18de eeuw kregen de havens Duinkerke, Gravelines en Calais een
verbinding met het binnenlandse waternet en met de waterwegen in
België. In Fontinettes (nabij Arques) werd een
sluizentrap met zeven sluizen gebouwd, om een niveauverschil van
13,13 meter te overbruggen. Deze werd tussen 1881 en
1888 vervangen door een hydraulische scheepslift, naar
ontwerp van de Engelse ingenieur Edwin Clark - die voordien ook
reeds betrokken was bij de bouw van de eerste scheepslift in
Anderton.
De scheepslift werd in 1967 buiten dienst gesteld, maar een
vereniging ontfermde zich over het technisch monument - en zorgt
tot vandaag voor de instandhouding en de ontvangst van
bezoekers.
- Denis VARASCHIN en Marie-Noëlle POLINO: Opleiding
"Valorisatie en beheer van het technisch en industrieel erfgoed"
aan de universiteit van Artois
De nog jonge Franse 'Université d'Artois'
organiseerde reeds een driejarige opleiding 'Erfgoed en
Toerisme'. Daaraan werd in 2002 een postuniversitaire
opleiding gekoppeld over de herwaardering en het beheer van
technisch en industrieel erfgoed. Hiermee wil men tegemoet
komen aan de concrete vraag vanuit de praktijk. Daar is men
immers op zoek naar polyvalente personen die projecten en objecten
naar waarde kunnen schatten, die inzicht hebben in de
reglementering en die een haalbare budgettaire planning kunnen
opstellen om het project te ontsluiten.
klik
hier om je te abonneren